In het Landleven Magazine van september 2019 was een stuk gewijd aan het klompennat. (Download hier het artikel).
In Keijenborg draait ’t om de klomp
Wekenlang heeft Jan Jansen de houtspaanders van de peppel, de populier, laten trekken. Het sap geeft de geur en de smaak van het hout af. Jan maakt er een likeur van: klompennat. Een origineel drankje, waarmee geproost wordt. Niet op het verleden, maar juist op de toekomst van de klomp in het Gelderse Keijenborg.
Tekst Esther van Middendorp Fotografie Max de Krijger
“Het is een zoet drankje, met een klein accent door de toegevoegde most: dat zijn schillen van de witte druif die overblijven bij het wijn maken. Ze geven de likeur een wat gelige kleur, en net die extra toets. Het lijkt wel wat op chocolade. Alle andere ingrediënten zijn het geheim van de smid!”, beschrijft Jan Jansen zijn klompennat. Hij maakt het op de wijngaard Um d’n Olden Smid in Velswijk. De benodigde houtspaanders van de peppel krijgt hij van de klompenmaker uit het dorp.
Peppels
“Alles van de peppel wordt gebruikt bij het klompenmaken. Zelfs de spaanders. Daarmee is het klompennat niet alleen een heel symbolisch drankje, maar ook nog eens een mooie, vernieuwende toepassing,” vertelt Jan. Sinds 2017 wordt er in Keijenborg met enige regelmaat geproost met het sherryachtige likeurtje. Zoals bij het vellen van de 45 jaar oude en 35 meter hoge populier aan de Zaarbelinkdijk in maart 2017. Net als in de oude dagen werd de peppel feestelijk neergehaald en werd er geproost op de goede afloop. “Al bij de aanplant van het tophout van een peppel, de zogenaamde poten, wist men: over dertig jaar worden er klompen gemaakt van deze boom.” Dat de boom in kwestie vijftien jaar ouder werd, heeft er alles mee te maken dat de laatste klompenmaker van Keijenborg zo’n tien jaar geleden de deuren definitief sloot. “Maar de Keijenborgse klompenmakers waren in de vorige eeuw tot ver buiten de landsgrenzen bekend. En we hebben het aan de klomp te danken dat we hier kunnen wonen. Het land was hier zo nat dat leren schoenen van de voet afvielen, als ze al te betalen waren. Laarzen, die later kwamen, waren te zweterig om de hele dag op te lopen, maar op klompen kon je altijd en overal komen.”
De 92-jarige Jo Hilderink is ruim 43 jaar klompenmaker geweest. Als hij zijn best doet, kan hij alle vijftig klompenmakers nog opnoemen. In zwaar dialect vertelt hij over zijn ervaringen alsof het gisteren was. “Ik weet nog goed dat, toen ik een manneke van een jaar of acht was, de eerste klompenmachines met paard en wagen het dorp werden binnengereden.” Als veertienjarige werd Jo aan het werk gezet in de klompenmakerij van De Vrught, als ‘schoerjong’. Tal van klompen moest hij gladschuren. Na twee jaar bij De Vrught, en vier bij Brandenhorst vertrok hij naar de bekende klompenmakerij Sueters, waar hij 37 jaar lang werkte. De laatste klompenmakerij die actief bleef, tot zo’n tien jaar geleden.
“Veel boeren hadden hier een paar bunder grond waar ze amper van kon rondkomen. Men zocht naar extra verdiensten en zo gingen vele van hen in de winter klompen maken”, licht Jo verder toe. “De broekgronden in ons dorp zijn altijd nat. Rondom werden wilgen en peppels geplant om de grond droog te trekken. Behalve dat leverde het hout een mooie extra bron van inkomsten op. Dat groeide uit tot een ware industrie, waar ons kleine dorpje om bekend stond. Op een gegeven moment waren er in Keijenborg wel vijftig klompenmakers actief.”
Als Jo eenmaal begint te vertellen, is hij weer terug in de werkplaats. De ene anekdote na de andere deelt hij, genietend van de aandacht. Feitjes, namen, maten… hij lepelt ze met het grootste gemak op. Behalve vermakelijk zijn de verhalen van Jo ook een stukje levende cultuurgeschiedenis. Toen de vraag naar klompen begon af te nemen, deels te wijten aan de komst van betaalbare kinderschoentjes met een spekzool voor een rijksdaalder ‘want zo leerden de kinderen niet meer op klompen te lopen’, zakte ook de klompenmakers industrie langzaam weg, vanaf de jaren zestig in de vorige eeuw. Tot de laatste klompenmaker zo’n tien jaar geleden het bijltje erbij neer gooide. “Maar”, stelt Jan, “zo’n rijke historie van dit ambacht kunnen we niet zomaar negeren. Het klompenmaken zit in onze genen, in de geschiedenis van ons dorp. Daarom hebben we de koppen bij elkaar gestoken. Om met de klompen weer naar de toekomst te kijken.”
Klompenmakers zijn terug
Het Toeristisch Platform Hengelo Keijenborg blaast het klompenverleden nieuw leven in met het project ‘Pssst, de klompenmakers zijn terug’. Jan: “De klompen, dat is echt iets van Keijenborg. Altijd geweest, dus om ons dorp toekomst te geven, willen we het met de klompen wederom op de kaart zetten. Dat doen we niet door alleen terug te kijken naar het verleden, maar juist vooruit.” Het klompennat is één van de initiatieven om dit doel te bereiken. Daarnaast is er een cursus klompenmaken, heeft het pannenkoekenhuis klompvormige pannenkoeken op het menu, bakt de lokale bakker klompenbrood, stuurt Jo met zijn jarenlange ervaring de huidige generatie aan, is er een heuse klompenmakersfietstocht langs de vijftig adressen waar ooit klompenmakers zaten, een klompenmakerslied en wordt er een klompenmakersfeest gevierd.” Alles om de saamhorigheid in het dorp te vergroten en de leefbaarheid te blijven ontwikkelen”, aldus Jan.
Bij de aftrap van het klompenproject werd voor het eerst met klompennat geproost, dat Jan speciaal voor de gelegenheid had gemaakt. Herman Voorendt, ook lid van de projectgroep : “Die gemeenschappelijke geschiedenis geeft verbinding. Het klompennat wordt zeer gewaardeerd en er zijn nog steeds nieuwe ideeën in ontwikkeling.” Belangrijk voor de heren is dat ze niet alleen terug willen kijken op hun geschiedenis, maar zeker ook naar de toekomst. “We hebben een heus Keijenborgs Klompenmakersgilde. Dat is leuk voor een stukje betrokkenheid. En we willen de jeugd laten proeven hoe leuk de techniek is. Bij klompenmaken komt veel techniek kijken, ook omdat we al het gereedschap zelf restaureren. Daarom hebben we ook verschillende MBO-opleidingen in de omgeving benaderd, die structureel het klompenmaken opnemen in hun lessen. Niet eenmalig en ook niet in een vast patroon. We spelen in op de ideeën die de jeugd zelf aandraagt. Als we inspelen op wat jongeren willen leren, kunnen we hun interesse vasthouden. En als we voor jonge mensen in deze streek werkgelegenheid kunnen creëren, kunnen ze hier blijven wonen, om zo de vergrijzing tegen te gaan. Zo behouden we de leefbaarheid van ons dorp. En daar proosten we op.”
adreskader
Wijngaard Um D'n Olden Smid
Keijenborgseweg 31
7021 LW Velswijk
‘Holt is gold’
“Vroeger groeiden hier zwarte peppels, harde krengen. Je kon er slijtvaste klompen van maken. Later kwamen de Canada’s, inlandse zwarte peppels die werden gekruist met een Noord-Amerikaanse populier. Hier in Keijenborg worden al zeker 150 jaar klompen gemaakt van de Canada’s. Boeren waren zuinig op hun peppels. Holt is gold, hout is goud werd er gezegd. Alles van de populier werd daarom gebruikt. Het klompenmaken is daarmee een uitermate duurzaam proces. Worden nu de houtsnippers gebruikt voor het klompennat, in de oude dagen gingen ze naar de boeren voor de kachel, en later naar Duitsland waar ze verwerkt werden in spaanplaten. De ‘poten’, het tophout, werden uiterst voorzichtig met een hiepke, een kleine bijl, uit de kroon van de populier gehakt en rechtstandig naar beneden gegooid. Ze waren de aanplant voor die nieuwe generatie bomen. Dun hout ging naar de papierfabriek, de grote onderstammen naar de fineerfabriek. Het was dus heel belangrijk dat daar geen ijzerdraad of noesten in zaten. Klompenmakers hakten zelf geen hout, dat deden de ‘beume houwers’ met bijl en trekzaag. De ‘beume sleppers’ zorgden dat het hout op de juiste plek terecht kwam.”
Klompenfeitjes van Jo
“Klompenmaten worden aangegeven in centimeters. Er zijn vier soorten: mans, vrouwen en drielingen. Kinderklompjes tot 20 noemen we halven. Klompen van 21, 22 en 23 centimeter zijn drielingen, 24 tot 26 vrouwen en 27 tot 30 mans. Dan zeiden we: ‘Vandaag gaan we vrouwen maken’. Maat 28 was de gangbaarste maat, die maakten we het meest. Elke maat klomp had zijn eigen gereedschap: zo had je een vrouwenboor, een mansboor of een drielingboor. Een echt goede klompenmaker kon op een dag wel vijftig paar mansklompen ‘schoonmaken’, maar meestal was veertig de standaard. Na de machinale kopie en het voorboren werd de binnenkant met bodemmes, krul en voorboor ‘opgeruimd’ en gladgemaakt. Uit een meter hout kon je veertig paar mansklompen maken. Uit een 25 jaar oude peppel haalde je ongeveer twee en een half kuub hout, genoeg voor 120 paar ‘vrouwen’.”
minuten leestijd